Paragraaf 4

Financiering

De paragraaf Financiering gaat over het aantrekken, beheren en uitzetten van gelden. Ook het garanderen en verstrekken van geldleningen aan derden valt hieronder. Deze activiteiten vormen een onderdeel van de treasuryfunctie van de gemeente. Een adequate sturing op de geldstroom is noodzakelijk. De paragraaf gaat in op de vraag hoe we gelden zo optimaal mogelijk beleggen dan wel aantrekken.

Risicobeheer

Kasgeldlimiet (renterisico op de kortlopende schuld)

In de Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) is een norm gesteld voor het maximumbedrag waarop de gemeente haar investeringen met kortlopende middelen (looptijd < 1 jaar) mag financieren. Dit heet het kasgeldlimiet. Het kasgeldlimiet bedraagt 8,5 % van het begrotingstotaal en bedraagt voor 2015 € 6 miljoen. Zoals onderstaand overzicht aangeeft zijn wij in 2015 onder de gestelde norm gebleven.

bedragen x € 1.000

Kasgeldlimiet

Rekening
2015

Kasgeldlimiet aanvang begrotingsjaar

- 6.005

Omvang vlottende schuld

1e kwartaal

- 617

2e kwartaal

3.352

3e kwartaal

354

4e kwartaal

- 948

Renterisiconorm

De renterisiconorm is bedoeld om te voorkomen dat wij in een bepaald jaar geconfronteerd worden met, in verhouding tot de totale vaste schuld, forse renteherzienings- en herfinancieringsproblemen. De norm is een percentage (20%) van het begrotingstotaal. Voor Ooststellingwerf bedroeg de renterisiconorm € 14,1 miljoen. Dit betekent dat in 2015 de som van de vaste geldleningen waarvan de rente wordt herzien en de noodzakelijke herfinancieringen beneden de € 14,1 miljoen moest blijven. Onderstaand schema laat zien dat de renterisiconorm niet is overschreden.

bedragen x € 1.000

Rente risiconorm

Rekening
2015

Rente risiconorm

14.129

Aflossingen en renteherzieningen

Reguliere aflossingen geldleningen

9.500

Geldleningen met renteherzieningen

-

Totaal Aflossingen en renteherzieningen

9.500

Ruimte (+) / Overschrijding (-)

4.629

Leningenportefeuille

bedragen x € 1.000

Leningenportefeuille opgenomen gelden

Eigen leningen

Woningbouw leningen

Bedrag

Rente

Bedrag

Rente

Stand per 1 januari

28.500

3,75%

6.611

4,36%

Nieuwe leningen

8.000

Reguliere aflossingen

- 9.500

- 59

Vervroegde aflossingen

-

Stand per 31 december

27.000

3,28%

6.552

4,31%

NB: het gemiddelde rentepercentage begin 2015 is als volgt berekend: rente 2015 / stand 1-1-2015. Het gemiddelde rentepercentage eind 2015: rente 2016 / stand per 31-12-2015. Voor de berekening van het gemiddelde rentepercentage is geen rekening gehouden met herfinanciering.

Het aandeel van de geldleningen opgenomen ten behoeve van de woningbouw is bijna 20% per ultimo 2015. Deze leningen zijn doorgeleend met een opslag op het rentepercentage. Sinds 1999 zijn er geen leningen meer verstrekt aan de woningbouwcorporaties. In 2015 zijn twee leningen algeheel afgelost voor totaal € 9 miljoen. Daarnaast is er een reguliere aflossing geweest van € 0,5 miljoen. De twee afgeloste leningen zijn geherfinancierd met twee leningen voor totaal € 8 miljoen. De leningen die in 2019 en 2020 vervallen, zijn in 2015 voor 60% geherfinancierd door middel van uitgestelde stortingen. De rentepercentages voor deze leningen variëren van 1,85 tot 2,13.

Schatkistbankieren

Vanaf 1 januari 2014 zijn alle decentrale overheden verplicht om te schatkistbankieren. Dit betekent dat we alle overtollige liquide middelen, het saldo liquide middelen boven het drempelbedrag 0,75% van de begroting, moeten aanhouden bij het Rijk. Voor gemeente Ooststellingwerf betekent dit dat er gemiddeld een bedrag van € 530.000 (dit is 0,75% van het begrotingstotaal van € 70,6 miljoen) op de gezamenlijke bankrekeningen mag staan. Het saldo daarboven moeten we afstorten bij het rijk. Vanaf het 3e kwartaal moest de gemeente Schatkistbankieren. In het 3e en 4e kwartaal is er respectievelijk € 436.000 en € 306.000 teveel aangehouden op de gezamenlijke bankrekeningen. Zie tabel in hoofdstuk 8 (overzicht schatkistbankieren).

EMU-saldo

Voor de beheersing van het EMU-saldo zijn afspraken gemaakt tussen het Rijk en de gemeenten. Het tekort voor de totale sector overheid mag niet hoger uitkomen dan 3% van het bruto binnenlands product. Het begrote EMU-saldo voor 2015 bedroeg € 1,326 miljoen. Het EMU-saldo 2015 is in werkelijkheid uitgekomen op € 0,364 miljoen.