Deze paragraaf laat zien hoe solide onze begroting is en in hoeverre we financiële tegenvallers kunnen opvangen. Het gaat om de relatie tussen de (financiële) weerstandscapaciteit en alle risico’s die de gemeente loopt die niet zijn afgedekt door reserves, voorzieningen en verzekeringen. Door het vormen van een weerstandsvermogen hoeven we bij een financiële tegenvaller in de begrotingsuitvoering niet direct tot een bezuiniging over te gaan. Het weerstandsvermogen is op dit moment voldoende om de risico’s af te dekken.
Conclusie weerstandsvermogen
De beschikbare weerstandscapaciteit is per 31 december 2015 17,7 miljoen. Dit bestaat uit de algemene reserve van € 9,6 miljoen (exclusief het bodembedrag van € 3 miljoen) en de bestemmingsreserves van € 8,1 miljoen (totaal bestemmingsreserves € 15,8 miljoen minus reserve sociaal domein € 4,4 miljoen en algemene reserve grondexploitatie € 3,3 miljoen). De benodigde weerstandscapaciteit bedraagt bijna € 2 miljoen (zie overzicht op de volgende pagina’s). Het weerstandsvermogen is voldoende om de risico’s af te dekken. Naast de beschikbare weerstandscapaciteit van € 17,7 miljoen is er nog de algemene buffer van € 3 miljoen (als onderdeel van de algemene reserve). Deze beide gecombineerd maakt dat in relatie tot de omvang van de activiteiten er voldoende buffer aanwezig is voor het opvangen van de risico’s.
Risico’s die zich regelmatig voordoen en die veelal vrij goed meetbaar zijn, maken geen onderdeel uit van de risico’s die onderdeel zijn van het weerstandsvermogen. Hiervoor zijn verzekeringen afgesloten of reserves en voorzieningen gevormd. Met de risico’s rondom grondexploitatie, open einde regelingen, verbonden partijen en de decentralisatie gaan we op de volgende manier om:
Grondexploitatie
Hiervoor is de reserve grondexploitatie ingesteld. Deze reserve is bestemd voor het opvangen van verliezen, bijvoorbeeld van niet kostendekkende complexen, rente van nog niet in exploitatie genomen complexen, planschadeclaims en verlaging van verkoopprijzen. Deze reserve wordt ieder jaar opnieuw beoordeeld op toereikendheid.
Open einde regelingen
De belangrijkste open einde regelingen zijn de regelingen Sociaal Domein en WWB.
- Sociaal Domein: Het risico binnen het Sociaal Domein (Wmo, jeugd en participatie) wordt afgedekt door de reserve Sociaal Domein. Onder de tabel met de risico’s staat een aparte toelichting hierover.
- WWB: Het risico in het kader van de WWB nemen we mee in de bepaling van de weerstandscapaciteit (risico nr. 2).
Verbonden partijen
Jaarlijks beoordelen we de jaarrekening, begrotingen en tussentijdse rapportages van de verbonden partijen en leggen we die aan de raad voor. We nemen deel aan aandeelhoudersvergaderingen en bij de meeste verbonden partijen ook aan tussentijdse overleggen. Net als voor de grondexploitatie geldt dat er geen extra financiële buffer noodzakelijk is, omdat er geen risico’s zijn die een gevaar vormen voor de financiële positie. Als dit wel het geval is, nemen we dat risico mee in deze paragraaf. Dat wordt ieder jaar opnieuw beoordeeld.
Algemene beleidslijn
Om het weerstandsvermogen te kunnen beoordelen zetten we de beschikbare weerstandscapaciteit af tegen de benodigde weerstandscapaciteit. De weerstandscapaciteit is een optelsom van middelen die beschikbaar zijn om de gevolgen van risico’s die niet begroot zijn te dekken.
Benodigde weerstandscapaciteit
De benodigde weerstandscapaciteit stellen we vast aan de hand van een risico-inventarisatie. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico zich voordoet. Daarnaast zijn de financiële gevolgen van deze risico’s zoveel mogelijk weergegeven.
Beschikbare weerstandscapaciteit
De beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en de mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken. Het gaat dan vooral om de reservecapaciteit (algemene- en bestemmingsreserves), de onbenutte begrotingscapaciteit, de onbenutte investeringscapaciteit en de stille reserves. We willen een beschikbare weerstandscapaciteit met minimaal de omvang van de benodigde weerstandscapaciteit.
Risicobeheersing
Risicobeheersing is de wijze waarop en de processen en systemen waarmee de gemeente de risico’s beheerst. Om de in de programma- en productbegroting geformuleerde doestellingen te realiseren binnen de gestelde voorwaarden (o.a. tijd en middelen) heeft onze organisatie tal van beheersmaatregelen getroffen. Er is een grote verscheidenheid aan beheersmaatregelen die we als volgt indelen:
- Juridische beheersmaatregelen (inkoopvoorwaarden, contractbepalingen, leveringsvoorwaarden, juridische kwaliteitszorg)
- Financiële beheersmaatregelen (financial control, verzekeringen, bankgaranties, treasurystatuut)
- Organisatorische beheersmaatregelen (AO/IC, procedures, “4-ogen-principe”, audits)
- Materiële en informatiebeveiliging beheersmaatregelen (gemeentelijk informatiebeveiligingsplan)
Twee keer per jaar, als onderdeel van de P&C-cyclus, actualiseren we het overzicht met de belangrijkste risico’s op basis van dossieronderzoek en interviews met management en medewerkers. Na identificatie van het risico brengen we de oorzaak en het gevolg van het risico in beeld. Ieder risico wordt gekwantificeerd, waarbij we een inschatting maken van de kans dat het risico zich voordoet en het financiële gevolg. Dit resulteert in het risicoprofiel voor onze gemeente. Vervolgens inventariseren we voor elk risico de getroffen beheersmaatregelen.
Bij de kwantificeerbare risico's staat een opsomming van de risico’s. Deze risico’s hebben betrekking op: financiën, juridische zaken, veiligheid, organisatorische zaken, politiek/bestuurlijk, uitvoering, personeel, maatschappelijke zaken, natuur, economie, technologie. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico zich voordoet en de financiële gevolgen per risico. Bij deze inschattingen is gebruik gemaakt van onderstaande tabel.
Categorie | Kans op voorkomen risico | Kwantitatief | Financieel gevolg risico |
1 | < of 1 keer per 10 jaar | 10% | Geen geld gevolgen |
2 | 1 keer per 5-10 jaren | 30% | < 25.000 |
3 | 1 keer per 2-5 jaren | 50% | > € 25.000 - € 100.000< |
4 | 1 keer per 1-2 jaren | 70% | > € 100.000 - € 500.000< |
5 | 1 keer per jaar of meerdere keren per jaar | 90% | > €500.000 |
Kwantificeerbare risico's
Nr. | Risico en Beheersingsmaatregel | Kans voor-komen risico | Finan-cieel gevolg | Benodigde weerstands-capaciteit |
---|---|---|---|---|
1. | Risico: Afrekening achteraf re-integratie en inburgering Beheersingsmaatregel: We vragen leveranciers hun facturen vroegtijdig bij ons aan te leveren. | 4 | 3 | 44.000 |
Toelichting risico: Nota’s die achteraf (in 2016) worden ontvangen kunnen we niet altijd tijdig meenemen in de afhandeling van het Werkdeel van het Participatiebudget. | ||||
2a. | Risico: Vangnet-uitkering wordt niet toegekend Beheersingsmaatregel: Rechtmatig uitvoeren van regelingen. Beleid en uitvoering op orde hebben. Adequaat handhavings- en sanctiebeleid. | 4 | 4 | 134.400 |
Toelichting risico: Het rijksbudget voor het betalen van uitkeringen is (al vanaf 2009) ontoereikend. Als er sprake is van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt dan vragen we een Vangnet Uitkering aan. Hiervoor gelden statistische arbeidsmarktcriteria. Ook wordt dan beoordeeld of Ooststellingwerf een aantal regelingen rechtmatig uitvoert. Beleid en uitvoering moeten op orde zijn, en het gemeentelijk handhavings- en sanctiebeleid wordt in de beoordeling betrokken. Onder de IAU was de drempel 10% van het WWB I-deel. Onder de Vangnetuitkering moet 5% uit eigen middelen worden betaald, tussen 5% en 10% worden de kosten gedeeld (Rijk en gemeente), boven de 10% wordt vergoed door het Rijk, mits er aan alle voorwaarden is voldaan. Het risico is dat we niet voldoen aan de voorwaarden waardoor we geen vangnet uitkering ontvangen. | ||||
2b. | Risico: Afwijking op WWB I-deel budgetten waardoor beroep op algemene middelen onvermijdelijk is | 2 | 4 | 44.700 |
Toelichting risico: Het tekort moeten we tot 7,5% van het WWB I-deel budget betalen uit eigen middelen. Dit komt op een maximaal risico van 576.000 (met 427.000 is al rekening gehouden in de begroting). | ||||
3. | Risico:Bijstelling algemene uitkering Gemeentefonds (AU) Beheersingsmaatregel:Drie keer per jaar verschijnt er een circulaire. Deze worden beoordeeld en doorgerekend. | 5 | 4 | 270.000 |
Toelichting risico: In 2012 is de koppeling van het Gemeentefonds met de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven weer heringevoerd, de zogenaamde “trap op, trap af systematiek”. Als na afloop van een jaar blijkt dat de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven lager zijn dan gepland, wordt de algemene uitkering naar beneden aangepast. Dit vertaalt zich in een aanpassing van het accres. | ||||
4. | Risico: Terugbetaling verstrekte geldleningen Beheersingsmaatregel:bij eventuele achterstanden in aflossingen ondernemen we gelijk actie. | 1 | 3 | 6.000 |
Toelichting risico: Aan instellingen op het terrein van volkshuisvesting, veiligheid, sport en dorpshuizen zijn leningen verstrekt. Het is niet in alle gevallen duidelijk of er voldoende opstallen, installaties e.d. aanwezig zijn, om in het geval van het uitblijven van betaling, de restantschuld te voldoen. | ||||
5. | Risico: Garanties woningbouwcorporaties Beheersingsmaatregel:Het door het Waarborgfonds verstrekte overzicht wordt beoordeeld en daarnaast wordt bij een individuele aanvraag de situatie beoordeeld. | 1 | 5 | 50.000 |
Toelichting risico: Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw heeft de bestaande directe risico’s op geldleningen overgenomen. De gemeente kan op basis van de ‘achtervangregeling’ nog worden aangesproken | ||||
6. | Risico: Nationale Hypotheek Garantie Beheersingsmaatregel:Het jaarlijks verstrekte overzicht van de hypotheekgaranties wordt beoordeeld. | 1 | 4 | 19.000 |
Toelichting risico: Met ingang van 2011 heeft het Rijk de achtervang voor alle nieuwe hypotheekgaranties op zich genomen. De gemeente blijft wel garant staan voor de vóór 1 januari 2011 verleende garanties. | ||||
7. | Risico: Overige garanties Beheersingsmaatregel: Het overzicht garanties wordt beoordeeld. | 1 | 5 | 50.000 |
Toelichting risico: Er zijn garanties verleend aan instellingen op het terrein van gezondheid, volkshuisvesting en onderwijs. | ||||
8. | Risico: Leegstand in standalone schoolgebouwen en M.F.A.’s Beheersingsmaatregel: In 2013 is de ‘Visienota toekomst basisonderwijs in Ooststellingwerf’ door de raad vastgesteld, waarin de mogelijkheden staan voor het toekomstig onderwijslandschap. In maart 2012 is de notitie “Platteland aan zet’ door de raad vastgesteld waarin de kaders zijn geschetst van het na te streven voorzieningenpeil in de vier gebieden van de gemeente. | 5 | 4 | 90.000 |
Toelichting risico: Bij (gedeeltelijke) leegstand lopen de exploitatiekosten van het gebouw door terwijl de inkomsten wegvallen. De exploitatie van de M.F.A.’s komt daar mee onder druk te staan (bijvoorbeeld MFS Waskemeer). | ||||
9. | Risico: Diverse gerechtelijke procedures Beheersingsmaatregel: juridische kwaliteitszorg en inhuur van externe juristen bij lopende procedures en/of te verwachten claims. | 4 | 5 | 1.282.500 |
Toelichting risico: Op basis van de huidige stand van zaken van lopende procedures en/of te verwachten claims/procedures is een inschatting gemaakt. | ||||
10. | Risico:VPB-plicht overheidsondernemingen | - | - | PM |
Toelichting risico: Vanaf 2016 zijn overheidsondernemingen belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting (VPB). Naast een financieel effect leidt dit tot administratieve lastenverzwaring. Waarschijnlijk raakt een groot gedeelte van de activiteiten van onze gemeente niet de belastingplicht, maar de impact kan groot zijn vooral bij de grondexploitatie. | ||||
11. | Risico:Veiligheidsmaatregelen politieke ambtsdragers | - | - | PM |
Toelichting risico: In rechtspositionele besluiten is uitdrukkelijk bepaald dat het betreffende bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de bekostiging van voorzieningen voor de politieke ambtsdrager. Dit zijn werkgeverskosten volgens het “Stelsel bewaken en beveiligen”. In deze lijn past dat beveiliging op het werk maar ook daarbuiten, voor zover die een werkgeverszorg is, voor rekening komt van de gemeente en ook door de gemeente geregeld wordt. | ||||
12. | Risico: Herstructurering Caparis | - | - | PM |
Toelichting risico: Met de Participatiewet is de instroom in de Sociale Werkvoorziening (SW) gestopt. De gemeenten kiezen ervoor om de Participatiewet niet gezamenlijk uit te voeren via de uitvoeringsorganisatie voor de sociale werkvoorziening (Caparis). Dit noodzaakt tot een herstructurering en verantwoorde versnelling in de afbouw van Caparis. De werkgroep ‘Herstructurering’ heeft een rapport opgesteld met conclusies en aanbevelingen voor de directie van Caparis. Zij stellen op basis van dit rapport een herstructureringsplan op. Daarna kunnen we de financiële gevolgen van dit plan in beeld brengen. Ook worden we geconfronteerd met oplopende kosten als gevolg van het jaarlijks oplopend verschil tussen de rijksbijdrage en de werkelijke SW- loonkosten, het zgn. subsidie-tekort van Caparis. Dit tekort (inclusief jaarlijkse eigen middelen voor re-integratie activiteiten van € 650.000) loopt op van € 0,6 miljoen in 2016 naar € 0,9 miljoen in 2019 en is meegenomen in de begroting. Vanaf 2017 verandert het Rijk de verdeling van het ongedeeld participatiebudget. Vanaf dat moment worden de middelen voor het aantal WSW’ers opgenomen in het budget van de gemeente waar men werkt en is het aantal SW-werkplekken bij een gemeente niet meer leidend. Dit leidt tot een ander verloop van het aantal WSW’ers. Een berekening hiervan is op dit moment nog niet te maken. | ||||
Totaal | 1.990.600 |
Het actualiseren van deze paragraaf (sinds het opstellen van de begroting 2016) leidt tot bijstelling van de benodigde weerstandscapaciteit. Het totaal saldo aan benodigde weerstandscapaciteit daalt licht, van ruim € 2 miljoen naar bijna € 2 miljoen. Dit komt doordat een aantal gerechtelijke procedures afgehandeld zijn.
Sociaal Domein
Bij de begrotingsbehandeling 2015 is een financieel kader Sociaal Domein gepresenteerd. Het financieel kader 2015 sluit met een incidenteel tekort van € 2,5 miljoen. In de begroting 2015 zijn de uitgaven en inkomsten voor Jeugd en Wmo budgettair neutraal opgenomen. Het totale verwachte tekort wordt in 2015 incidenteel gedekt uit de reserve Sociaal Domein.
Provinciale inkoop jeugd via Sociaal Domein Fryslân (SDF) en bestuurlijke inkoop jeugd OWO
Ten opzichte van de gebudgetteerde contractomvang door SDF voor onze gemeente ad € 2,5 miljoen bedragen de werkelijke kosten € 3 miljoen.
De werkelijke kosten inzake de bestuurlijke inkoop jeugd bedragen circa € 307.000. Zorgaanbieders welke meer hebben gedeclareerd dan € 100.000 hebben een verantwoording met accountantsverklaring bij ons ingediend. Zorgaanbieders welke voor minder dan € 100.000 hebben gedeclareerd hebben een verantwoording ingediend voorzien van een handtekening van de directeur/ bestuurder. Voor een groot deel ca 80% van de lasten ter hoogte van € 2.500.000 is een productieverantwoording voorzien van controleverklaring ontvangen.
Persoonsgebonden budget (PGB) jeugd en AWBZ via de Sociale verzekeringsbank (SVB)
Aan de SVB zijn voorschotten betaald voor een bedrag van € 3 miljoen. Voor de AWBZ € 1,75 miljoen en voor de jeugd € 1,25 miljoen. Uit de gegevens van zowel de SVB als ook op basis van de eigen backoffice administratie blijkt dat de werkelijke kosten circa € 2 miljoen bedragen. Met andere woorden we hebben een vordering op de SVB van € 1 miljoen. D
Wmo nieuw
De kosten van begeleiding (via bestuurlijke inkoop OWO) 2015 bedragen € 1,7 miljoen. Zorgaanbieders welke meer hebben gedeclareerd dan € 100.000 hebben een verantwoording met accountantsverklaring bij ons ingediend, met uitzondering van één zorgaanbieder, zij hebben geen controleverklaring tijdig kunnen aanleveren. Zorgaanbieders welke voor minder dan € 100.000 hebben gedeclareerd hebben een verantwoording ingediend voorzien van een handtekening van de directeur/ bestuurder.
Participatie
De totale kosten voor participatie bedroegen in 2015 € 5,4 miljoen en zijn daarmee nagenoeg gelijk aan het ontvangen Rijksbudget. De kosten betreffen zowel de kosten voor uitvoering van de WSW (via Caparis) als ook kosten voor re-integratie. Voor deze laatste kosten was een bedrag begroot van € 650.000 ten laste van de eigen middelen. De inschatting was dat deze kosten niet betaald konden worden uit het rijksbudget participatie. Echter, de kosten van Caparis vielen lager uit dan begroot door een daling van het aantal werknemers (dienstverbanden). Door deze lagere WSW-kosten is ook een groot deel van de kosten voor re-integratie (€ 453.000) betaald vanuit het Rijksbudget participatie. (zie ook toelichting bij algemene reserve en resultaatbestemming).
Bij het opstellen van deze Jaarstukken is er nog geen controleverklaring aanwezig. Op dit moment wordt er een onderzoek uitgevoerd naar de onjuiste toepassing van de CAO bij de WSW-medewerkers. Het resultaat van dit onderzoek wordt verwerkt in de jaarrekening van Caparis. Het eigen vermogen van Caparis is ruim voldoende om deze gevolgen op te vangen. Het risico voor de gemeente Ooststellingwerf achten wij derhalve gering. De jaarrekening van de Gemeenschappelijke regeling Sociale werkvoorziening Fryslân veranderd niet.
Samengevat: Sociaal Domein 2015
Het financieel kader welke voor de begroting 2015 was opgesteld is gebaseerd op Vektis gegevens en jeugd gegevens van de Provincie en Sociale Verzekeringsbank. Deze gegevens, waren zoals nu blijkt, erg onnauwkeurig, waardoor we niet op het begrote tekort zijn uitgekomen. Dit heeft geen consequenties gehad voor de te leveren zorg, de inzet van re-integratie en de uitvoering van de WSW. In 2015 is de zorg dichterbij de inwoner gekomen. Voor vragen of lichte vormen van hulp en ondersteuning weten zij bij wie ze terecht kunnen en worden ze snel geholpen. Het Gebiedsteam is hierbij de gemeentelijke toegang voor inwoners tot hulp en ondersteuning.
Lange termijn en inschatting totale risico
In onderstaand overzicht zijn de rijksbudgetten Sociaal Domein voor 2016 en verder volgens de december circulaire 2015 opgenomen. Hieruit blijkt dat de budgetten de komende jaren ten opzichte van 2015 stapsgewijs met € 1,5 miljoen teruglopen naar € 14,2 miljoen in 2019. Dit betekent dat gezien de uitgaven van 2015, vasthoudend aan het uitgangspunt dat de te leveren zorg op peil blijft, de komende jaren de kosten verder naar beneden moeten om budgettair neutraal te kunnen blijven.
Aangezien we ons niet kunnen baseren op gegevens uit het verleden en slechts het jaar 2015 als referentiejaar hebben, is het lastig een inschatting te maken van de te verwachten kosten Sociaal Domein voor 2016 en verder. Net als in 2015 zijn de budgetten voor jeugd en AWBZ budgettair neutraal opgenomen in de begroting 2016. Uitgaande van de kosten 2015 en een daling van het Rijksbudget in 2016 met € 0,4 miljoen is het rijksbudget 2016, naar huidige inzichten, toereikend. Eventuele tekorten kunnen worden gedekt uit de reserve sociaal domein. Aangezien we in 2015 per saldo geen beroep hebben gedaan op de reserve Sociaal Domein, is de reserve Sociaal Domein voor 2016 tot en met 2019 toereikend in het geval de kosten vanaf 2017 niet afnemen met hetzelfde volume als de rijksbudgetten.
Sociaal Domein | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 |
---|---|---|---|---|---|
Decembercirculaire 2015 | |||||
AWBZ naar Wmo | 4.446 | 4.270 | 4.195 | 4.027 | 3.978 |
Jeugdzorg | 5.812 | 5.913 | 5.839 | 5.882 | 5.894 |
Participatiewet | 5.508 | 5.143 | 4.815 | 4.543 | 4.335 |
Totaal | 15.766 | 15.325 | 14.849 | 14.452 | 14.207 |
Onzekerheid met betrekking tot omvang en hoogte eigen bijdrage op grond van de WMO
Een aanvrager van een voorziening, hulp in de huishouding of een financiële tegemoetkoming (persoonsgebonden budget) is op grond van de WMO een bijdrage verschuldigd. De wetgever heeft bepaald dat de berekening, oplegging en incasso van deze eigen bijdrage wordt uitgevoerd door het CAK. De informatie van het CAK (om privacy redenen beperkt) is ontoereikend om als gemeente de juistheid op persoonsniveau en volledigheid van de eigen bijdragen als geheel te kunnen vaststellen. Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen op grond van de WMO geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dit betekent dat door de gemeenten geen zekerheden omtrent omvang en hoogte van de eigen bijdragen kunnen worden verkregen.
Financiële kengetallen
Kengetallen zijn getallen die de verhouding uitdrukken tussen bepaalde onderdelen van de begroting of de balans en kunnen helpen bij de beoordeling van de financiële positie van een provincie of gemeente. Deze kengetallen maken inzichtelijk(er) over hoeveel (financiële) ruimte onze gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te kunnen dekken of opvangen. Ze geven zodoende inzicht in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid. Ook verbetert de mogelijkheid om onze gemeente te vergelijken met andere gemeenten.
Kengetallen | Rekening 2014 | Rekening 2015 | |
---|---|---|---|
1. Netto schuldquote | 49% | 40% | |
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen | 38% | 30% | |
3. Solvabiliteitsratio | 38% | 39% | |
4. Structurele exploitatieruimte | -3% | 1% | |
5. Grondexploitatie | 7% | 4% | |
6. Belastingcapaciteit | 95% | 94% |
Conclusie kengetallen
Beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie
Het is niet mogelijk om een individueel kengetal te gebruiken voor de beoordeling van de financiële positie. De kengetallen moeten we altijd in samenhang bekijken. Ze geven alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een goed beeld van de financiële positie van onze gemeente. Op basis van de kengetallen concluderen we dat de financiële positie van onze gemeente goed is. Het jaren geleden ingezette financiële beleid heeft ertoe geleid dat de financiële positie is versterkt.
1. en 2. Netto schuldquote en Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
De netto schuldquote geeft aan hoe de schuldenlast is ten opzichte van de eigen middelen en dit wordt dan afgezet tegen de totale baten. Om inzicht te geven in hoeverre sprake is van doorlenen geven we de netto schuldquote zowel in- als exclusief doorgeleende gelden weer. Zo brengen we duidelijk in beeld wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.
De netto schuldquote neemt af. Het verder afbouwen van de leningenportefeuille zetten we voort in de komende jaren, dit gebeurt o.a. door het zo veel mogelijk volledig benutten van het kasgeldlimiet. Hierdoor stijgt wel de kortlopende schuld.
3. Solvabiliteitsratio
Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio verstaan we het eigen vermogen (reserves) als percentage van het balanstotaal. Over het algemeen dient de solvabiliteit minimaal tussen de 25% en 40% te liggen.
4. Structurele exploitatieruimte
Dit kengetal geeft aan hoe groot de structurele exploitatieruimte is, door te kijken naar de structurele baten en lasten en deze te vergelijken met de totale baten.
5. Grondexploitatie
Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (de waarde van de grond) is ten opzichte van de totale (geraamde) baten (exclusief mutaties reserves). De grondexploitatie kan een behoorlijke invloed hebben op de financiële positie van een gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond is belangrijk, deze moeten we weer terugverdienen bij de verkoop. Ieder jaar beoordelen we of de gronden tegen een actuele waarde op de balans staan. Het kengetal neemt af in 2015. Dit komt o.a. door het overbrengen van een aantal investeringen naar de materiële vaste activa (zie toelichting op de balans)
6. Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht in de mate waarin een financiële tegenvaller in het volgende begrotingsjaar kan worden opgevangen of er ruimte is voor nieuw beleid. De gemiddelde woonlasten (ozb, rioolheffing en afvalstoffenheffing) voor een gezin worden afgezet tegen het landelijk gemiddelde. Na de algemene uitkering gemeentefonds zijn de belastinginkomsten de belangrijkste inkomsten voor een gemeente. Het Coelo publiceert jaarlijks de Atlas van de lokale lasten, deze publicatie is de basis voor de berekening van dit kengetal. De woonlasten in onze gemeente zijn lager dan het landelijk gemiddelde.